Pers: De Passie van de puber (De Morgen)
Literatuur / Interviews
‘Ik heb medelijden met mijn personages’
door Annemie Leysen
De Morgen 28 juni 2006
Onlangs kreeg Frank Adam voor zijn erg originele adolescentenroman De passie van de puber of het dubbele leven en lijden van de jonge Jos de Prijs Knokke-Heist voor het beste onuitgegeven jeugdboek van 2006. Daarmee is hij nu, naast roman- en theaterschrijver, schrijver van liederen, artist in residence in de Werf in Brugge en redacteur van een literair tijdschrift voor volwassenen, ook helemaal gepromoveerd tot jeugdauteur, mét een nieuw geluid.
De passie van de puber is door de uitgever voor het 15+-boekenrek bedoeld. U schreef eerder ook al twee vrolijke verzenbundels voor kleuters en een opmerkelijk kerstverhaal voor jonge lezers. Heeft u een nieuw publiek gevonden?
“Ik heb het wat moeilijk met dat onderscheid. Mensen vragen me weleens een beetje medelijdend of ik dat wel graag doe, ‘die verzekens’, na al mijn werk voor volwassenen. Ik ben een auteur, geen kinder- en jeugdauteur. Niet dat ik me van die categorie wil distantiëren. Helemaal niet. Bij het schrijven heb ik niet echt een publiek voor ogen. Mijn eerste poëziebundeltje Waarom ik altijd nee zeg heb ik geschreven op vraag van mijn zoontje Dante, maar ik heb nooit aan hem gedacht toen ik het schreef. Je moet blijkbaar leeftijdcategorieën maken voor het gemak, maar ik laat het liever allemaal open. In een tijd waarin kleuters naar Thuis kijken met het hele volle leven dat daarin wordt opgevoerd, en waarin The Lord of the Rings al bij kinderen van zeven populair is, worden al die aparte kastjes waarin men auteurs wil stoppen steeds minder relevant. Het heeft natuurlijk allemaal met identificatie te maken. Daar moet je wel rekening mee houden. In dieren of robots zullen kinderen zich minder gemakkelijk herkennen. Ze beseffen algauw dat het – en soms gelukkig maar – niet over hen gaat. Dat is wel een handige uitweg. Ik wil niet het gevoel hebben dat ik voor ‘de kindjes’ bezig ben. Om het met Guus Kuijer te zeggen: ik wil mezelf niet als kind voordoen, of op de hurken gaan zitten. Ik wil me er vooral mee amuseren. Ook in theatervoorstellingen houd ik altijd in het achterhoofd: we zijn wie we zijn. Daarin zit het verschil en dan kun je alles ook met je volle ‘goesting’ doen. Ik speel trouwens graag met lagen, net zoals dat in veel animatiefilms het geval is. In Toy Story, bijvoorbeeld. Daar zitten heel wat niveaus in verwerkt. Voor jong en oud. Dat vind ik wel knap gemaakt.
“Kinderen vanaf tien kunnen al meer hebben. Je kunt het al veel complexer maken, en het Kwade hoef je niet weg te laten. En met mijn puberroman kan ik iedereen wel bereiken, vermoed ik. Een cross-overroman, heet dat nu, dacht ik? Vroege pubers kunnen het lezen en het kan een heel eind meegaan. ‘Het was net alsof ik een boek las voor volwassenen’, vertelde een jongen die het gelezen had. Dat vind ik dan weer een compliment.”
In De passie van de puber zitten heel wat verwijzingen naar de wereldliteratuur?
“Ik speel graag met bouwstenen die ik overal vind. Ook voor het theater doe ik dat. In de theaterbewerking van Wat de ezel zag, bijvoorbeeld. Daar heb je ook veel dubbele dingen tegelijk: licht is niet zomaar licht. Het kan van alles voorstellen. Vergelijk het met het bouwen van een huis waarvoor je brokstukken van oude ruïnes gebruikt. Je maakt er iets nieuws mee, iets dat op zich staat en als je goed kijkt zie je er misschien nog wat Romeins tussen zitten.
“De bouwstenen voor dit boek? Ik heb me laten inspireren door drie literaire pubers: Jezus, Hamlet en Don Quichot. Alle drie hebben ze een levensideaal dat te groot is voor het leven. En daar willen ze niet van afstappen. Begrijp me goed, ik wil niet zomaar een intertekstueel spelletje spelen. Het is vreemd, hoe je alles door dezelfde bril bekijkt als je eenmaal met iets bezig bent. Plotseling zag ik die drie onder dezelfde noemer. Dat vind ik erg interessant. Net als mijn held Jos willen ze de wereld verbeteren, anders maken, en volgen ze koppig hun weg. Hamlet beslist op een bepaald ogenblik: ‘Ik word gek.’ Jos verkondigt: ‘Ik ga me als puber vermommen.’ Het gekke is dan dat hij toevallig op dat moment ook echt in zijn puberteit belandt. De sleutels zijn er: de vadermoord, de ‘moederscène’, de ontembare drang van Hamlet… Ze zitten allemaal in mijn boek.”
De antiheld Jos roept zichzelf plots uit tot de 666ste incarnatie van Jezus en gaat ten slotte helemaal door het lint. Ook Wat de ezel zag, uw merkwaardige kerstvertelling, speelt tegen een christelijke achtergrond. Vanwaar die fascinatie voor het evangelie?
“Religie en geschiedenis boeien me geweldig. Vooral de apocriefe evangelies vind ik interessant. Ik lees er veel en vaak over, over al die wat geflipte theorieën rond de Jezusfiguur. Je komt ongelooflijke verhalen tegen, met een enorme dramatische spankracht. En die inspireerden me ook voor mijn Josverhaal. Het is geen toeval dat zijn moeder kapster is, bijvoorbeeld. Maria zou volgens een apocrief evangelie in dezelfde branche hebben gewerkt. Ze zou ook, volgens een aantal overleveringen, zijn verkracht door Panthera, een Romeinse soldaat; een thema dat Paul Claes trouwens ook in De zoon van de panter gebruikte. En Jos blijkt uiteindelijk een bastaard te zijn. Ook de talloze broers en zussen van Jos zijn gebaseerd op die van Jezus, die hem zelfs in de canonieke evangelies ‘gek’ verklaren, net als in De passie van de puber. Ook de structuur van mijn roman heeft iets evangelisch. The Last Temptation of Christ was overigens evengoed een interessante inspiratiebron voor mijn boek. En de engelbewaarder in de Don Camillofilms, die intrigeert me ook wel… Wat een ontroerend personage!
“Jos gaat, in navolging van zijn grote voorbeeld, ten strijde tegen het Kwade. Aanleiding tot zijn grimmige verbetenheid is zijn zusje Judith, die door iedereen wordt gepest. Net als in de echte wereld begint mijn verhaal klein, met het Kwade op microniveau. Dan begint Jos stemmen te horen en als een gek heilige boeken te lezen. Hij gaat uiteindelijk een en ander extrapoleren naar het grotere, ruimere niveau. Tot zijn stoppen doorslaan. Razendsnel volgt hij, steeds rechtdoor, de snelweg van het Goede, en even snel belandt hij zelf in het kamp van het Kwade en wordt hij gevaarlijk. Hij begint overal verdachte complottheorieën te zien en wil de nieuwe ‘Romeinen’, die daar verantwoordelijk voor zijn, ontmaskeren. Voor hij er erg in heeft, vermoordt hij bijna zijn vader en zijn zusje en maakt hij er zelf net niet een eind aan. Tot zijn ontgoocheling moet hij ontdekken dat Zuiverheid niet bestaat.”
Door een wat klungelige engelbewaarder als verteller op te voeren, koos u wel voor een bijzonder vertelstandpunt?
“Die engelbewaarder gaf me verhaaltechnisch fantastische mogelijkheden. Door zijn ogen kon ik de puberende antiheld Jos op verschillende manieren benaderen: vanuit het standpunt van ouderen, maar evengoed vanuit een puber die zijn soortgenoten én tegelijk zichzelf observeert. Je bent tenslotte niet vier, vijf jaar aan een stuk alleen maar puber. Je doet iets en de volgende dag denk je: ik heb me aangesteld. Of: toen was ik verkeerd. Die stuntelende engelbewaarder zorgt voor de nodige relativering. Hij hobbelt wat achter zijn beschermeling aan, snapt niet goed wat er omgaat, en probeert hem voortdurend en altijd nét niet te laat, af te remmen. Ik zag hem een beetje als een Woody Allentherapeut, zoals hij op de dramatische Hamlet/Jos in zit te praten. En dat werkt wel, denk ik.”
De jury vond uw boek humoristisch, cabaretesk, geestig… Maar er zit toch ook heel wat tragiek in het verhaal.
“Er zitten behoorlijk wat humor en ironie in het boek. Grappige verwijzingen ook. Dat kan moeilijk anders. Zulke thematiek kun je nu eenmaal niet al te serieus aanpakken. Ik probeerde, als steeds, tragikomisch te werk te gaan. Het komische wordt vaak schrijnend. Zo zit ik in elkaar, denk ik. Ingewijden noemen me wel eens ‘Schrijver van het droeve gelaat en het geestige werk’. Ik ben nooit uit op effecten. Vergelijk het met de VRT-reeks In de gloria: met ironie word je even op het verkeerde been gezet, je vindt het allemaal best grappig, en meteen daarop schaam je je erover dat je gelachen hebt. Zo werkt dat ook in mijn boeken en theaterteksten. Ik werk met archetypes en laat het altijd wel ergens kantelen. In mijn fabels, Confidenties aan een ezelsoor, is het niet anders. Jos krijgt het zwaar te verduren, krijgt de ene klap na de andere, en blijft ten slotte eenzaam achter. Ik heb medelijden met mijn personages, altijd weer opnieuw. Onlangs nog herkende ik mijn held in de jongeman die in Antwerpen wild om zich heen schoot. Ik zag meteen die jonge dader voor me. Hoe komt iemand zo ver? Zulk compromisloos gedrag heeft alles met die leeftijd te maken. Dat maakt de puberteit ook zo’n boeiende periode. Je moet dan wel ergens tegen de gang van zaken in opstand komen. Hans van Themsche handelde waarschijnlijk met wat voor hem ‘het goede doel’ is voor ogen, als een mislukte wereldverbeteraar. Om niet de nederlaag van een zelfmoord te beleven, sleurt hij anderen mee in de ondergang. Met mijn boek maak ik duidelijk dat zoiets zinloos is.”
Het verhaal
Als de zestienjarige Jos het opneemt voor zijn gepeste zusje Judith, zichzelf uitroept tot de 666ste reïncarnatie van Jezus, en verkondigt dat hij de hele wereld zal redden van het Kwaad, vraagt zelfs zijn eigen engelbewaarder zich af of Jos niet een beetje begint te flippen. De tragikomische lijdensgeschiedenis van een aandoenlijke antiheld.
Frank Adam
- Debuteerde in 1992 met Wakitchaga, toneeltekst.
- Ontpopte zich als een veelzijdig auteur.
- Schreef kortverhalen, romans, verzenbundels voor kinderen:Waarom ik altijd nee zeg en Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet, een operalibretto voor muziek van Johan De Smet en Wat de ezel zag. Kerstsprookje voor kinderen (2003).
- In 2005 publiceerde hij Confidenties aan een ezelsoor, absurde fabels met illustraties van Klaas Verplancke. Een jaar later verscheen de gelijknamige cd met liederencyclus op muziek gezet door Johan De Smet.
Frank Adam
De passie van de puber of het dubbele leven van de jonge Jos
Davidsfonds/Infodok, Leuven, 96 p., 14,95 euro.
(Eigen berichtgeving)