Pers: Wat de ezel zag (Knack)
‘DE MAGIE VAN MAMABLAUW’
Frank Hellemans
Knack 18/12/2004
*
Hoe kan je vandaag nog authentieke kerstvertellingen maken? Frank Adam bewijst met ‘Wat de ezel zag’, een speelse interculturele parabel, dat het traditionele genre nog potentieel heeft.
*
Vroeger werd een schrijver pas voor vol aanzien als hij ook een eigentijds kerstverhaal kon brengen. Van Charles Dickens tot Stijn Streuvels, van Hans Christian Andersen tot Felix Timmermans, Ernest Claes en Karel van de Woestijne: allemaal slaagden ze met glans in hun meesterproef. Na de Tweede Wereldoorlog komt de mot in de mythe en in het kerstverhaal. Sporadisch wordt er een literair kerstboompje opgezet maar het gelegenheidswerk in kwestie neemt dan dikwijls een aparte bocht rond het oorspronkelijke thema. Kristien Hemmerechts (Kerst) en Stefan Brijs (Twee levens) scheppen er een heimelijk plezier in om in hun morbide fabels van enkele jaren geleden de obligate kerstsfeer grondig te verpesten. Geen wonder dat er meer en meer mensen op de vlucht slaan voor de kleffe kerstgezelligheid. Frank Adam die de laatste tijd furore maakte met kinder- en jeugdliteratuur knoopt in Wat de ezel zag weer aan bij het traditionele genre en hij slaagt daarin met verve. Niet omdat hij zich nostalgisch onderdompelt in scènes vol sneeuw en klokkengebeier maar omdat hij de mosterd haalt waar die oorspronkelijk te vinden was: in de heilige boeken.
Adam had in zijn volwassen romans, zoals Sjirk, al bewezen dat hij als geen andere Vlaamse auteur de joodse en oosterse wijsheidsliteratuur had bestudeerd. Ook in deze kerstvertelling voor lezers van 10 tot 100 jaar oud duiken er Arabische letters op die verwijzen naar De sprookjes van duizend-en-een nacht naast toespelingen op de koran, de bijbel en het boeddhisme. Je zou van minder een zwaar hoofd krijgen. Maar Adam weet de klip van de erudiete, al te erudiete ernst handig te omzeilen door zijn kerstverhaal tot een naïeve, kinderlijke vertelling om te dopen. Joseph Haydn componeerde ooit De zeven laatste woorden van onze Verlosser aan het Kruis. Adam laat zijn kerstpersonages op zoek gaan naar De zeven eerste woorden van Jezus, zoals het in de ondertitel luidt. De hoofdrol wordt vertolkt door een ezel met één oor. Hij mag dan al doof maar hij luistert van tijd tot tijd naar een innerlijke stem die hem de toekomst influistert.
Zo begint Adams parabel met de geboorte van Jezus die als een ei door het dak van de armzalige woning van Jozef en Maria komt geploft. In diverse oorsprongsmythes wordt de wereld als een ei voorgesteld en ook in de ontknoping van deze vertelling laat Adam via een toverspreuk een woordenei geboren worden waaruit een kakofonie van woorden opstijgt. Met deze wonderlijke aanvangsscène is de toon van het hele boek gezet: kolderesk en uitzinnig maar ook wijs en veelzeggend. In de loop van het verhaal treden de klassieke driekoningen- personages in een decor op dat echter alles op losse schroeven zet. Jozef ziet voor zichzelf een taak weggelegd als Minister van Timmeren: ‘Dan kon hij eindelijk doen waar elke timmerman van droomt: iets timmeren wat niemand nodig had.’ De drie koningen Kasper, Igor en Saar blijken aanvankelijk drie vermomde oplichters te zijn. Het is pas wanneer Ali, Ollie en Eddie verjaagd worden dat de queeste naar de zeven eerste woorden van de Heiland op gang komt.
De gehandicapte ezel is de echte profeet die het hard te verduren krijgt. Gelukkig krijgt deze Mohammed in dierenvacht de hulp van een djinnie, een oosterse engelbewaarder. Dank zij hem ontsnapt hij op het nippertje aan de dood. In een van zijn toekomstvisioenen daalt hij af in het eigen verleden en ontmoet hij zijn moeder die hij steeds heeft moeten missen. ‘Mamablauw’ heet de magische kleur die de ezel alle zorgen doet vergeten. Zelfs zijn zoektocht naar de zeven eerste woorden van Jezus vindt een happy end: ‘Jezus’ zeven eerste woorden laten zich enkel vinden door wie ze niet zoekt.’ Jozef wordt weer normaal en zet zijn ministeriële ambities bij het oud vuil om opnieuw simpele timmerman te worden. En Maria? Zij wiegt Jezus. ‘Op haar voorhoofd stond in duidelijke rimpels geschreven: ‘NIET STOREN! BEZIG MET GELUKKIG ZIJN.’ Als dat geen mooi slot is voor een eigentijdse kerstvertelling.
De genereuze, surrealistische illustraties van Klaas Verplancke bij de tekst van Adam versterken de psychedelische sfeer waarin dit kerstsprookje baadt. Kerstvertellingen hoeven dus lang niet melig te zijn. Het hangt er maar vanaf hoe ingenieus én ongedwongen je omspringt met de geijkte thema’s.
*
Frank Adam en Klaas Verplancke (illustrator), ‘Wat de ezel zag’, Davidsfonds/Infodok, Leuven, 104 blz., €15,5
Frank Adam en Rik Teunis brengen het boek van Adam ook als theatervoorstelling in een versie voor twee stemmen en vier handen: op 1812 in Malpertuis te Tielt (051/402935), op 1912 in het CC te Strombeek (02/2630343), op 2212 in zaal Rataplan te Borgerhout (03/2350490), op 2312 in de Stadsschouwburg te Mechelen (015/294015), op 2412 en op 2612 in De Werf te Brugge (050/330529).
*